De schuttersgilden beoefenen verschillende disciplines binnen de schietsport
met verschillende wapens, projectielen, doelen en schietposities.
18de eeuwse pijlenkoker
uit Brecht. De koker dient om op een tafel te plaatsen, niet om om te hangen, en bevatte pijlen
voor een voetboog, een zware kruisboog.
Kruisboogschutters (Nationaal) (1/2)
De eerste schuttersgilden in
de 13de eeuw in onze contreien waren kruisbooggilden. De kruisboog zelf is echter nog ouder. Door
zijn grote kracht was de kruisboog een geducht wapen. Nadeel was dat het ontspannen van de kruisboog
relatief veel tijd vroeg. Met de komst van de vuurwapens werd de kruisboog geleidelijk aan minder
gebruikt als wapen, maar steeds meer voor folklore, ontspanning en wedstrijden.
Foto VlaS
(Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Kruisboogschutters (Nationaal) (2/2)
Bij het kruisboogschieten
wordt met een korte pijl gemikt op een schietschijf met concentrische cirkels, waarvan de diameter
van de roos varieert naargelang de geschoten afstand. Sommige gilden schieten met een stompe pijl
omhoog naar een wip, andere met een loden bal (balboogschieten). Er worden competities gehouden op
verschillende afstanden: 6, 10, 20 en 61 meter… en met diverse soorten bogen: voetboog, balansboog,
kolfboog, match, throphy, field. De verschillende afstanden zijn min of meer
streekgebonden.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Balboogschieten (bakermat in Brussel) (1/2)
De kruisboog werd
sinds zijn ontstaan steeds aangepast en doeltreffender gemaakt. Zo ontstonden er verschillende
vormen en maten. Op het einde van de 12de eeuw kwam een ontwerp waarbij een houten of stalen loop
bevestigd werd op een traditionele kruisboog. De projectielen waren bollen uit klei of pijlen die
niet voorzien waren van pluimen. Dit wapen werd ook gebruikt voor de jacht en voor militaire
doeleinden. Pas in 1789 vonden de eerste wedstrijden kruisboog met loop en ballen plaats, onder
andere in Brussel, de bakermat van het balboogschieten.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele
Sporten vzw)
Balboogschieten (bakermat in Brussel) (2/2)
Een balboog is een
kruisboog, waarvan de kracht aangedreven wordt door een stalen dwarslat die aan de twee uiteinden
verbonden is met een “pees”. De pees en de lat worden opgespannen met een speciale hefboom, de
“gek”. Hiermee wordt een loden bal omhoog geschoten naar houten blokjes, die vogels genoemd
worden en op ongeveer 18 meter hoogte staan. De loden bal weegt zo’n 17 gram.
Na het schot
wordt de bal boven opgevangen door een net uit zware zeildoek, dat boven de vogels gespannen is. Het
vogelrek bestaat uit een metalen lat met zeven pinnen, waarop houten vogels worden geplaatst. Dit
wordt de “prang” genoemd. Een team bestaat uit zes schutters, die elk om beurt proberen een vogel af
te schieten. De vogels hebben een nummer en moeten in de juiste volgorde worden afgeschoten, van
links naar rechts.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Buksschieten (Belgisch en Nederlands Limburg) (1/2)
Een buk is
een zwaar geweer dat ongeveer 2 meter lang is en 1,5 kilogram weegt. Voor de schutters is op 9 meter
afstand van de schietboom een speciale aanlegpaal opgesteld om de buks tegen de paal te laten
steunen. In die houding kan hij niet alleen de terugslag opvangen, maar is het ook mogelijk
langdurig schuin opwaarts naar de stopjes te mikken.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele
Sporten vzw)
Buksschieten (Belgisch en Nederlands Limburg) (2/2)
Ploegen van 6
schutters (een zestal) proberen reeksen van 18 houten stopjes af te schieten. 180 stopjes zijn aan
een schietboom gemonteerd op een hoogte van 16 meter. Als meerdere zestallen in hetzelfde aantal
schoten evenveel stopjes hebben afgeschoten, wordt er gekaveld. Wanneer één zestal erin slaagt om,
dikwijls na lange strijd, meer stopjes af te schieten dan de andere zestallen is de zaak beslecht.
Het buksschieten gaat om meer dan enkel de competitie. Bondsfeesten gaan steeds gepaard met
stoeten en optochten in traditionele kostuums. Het belangrijkste jaarlijkse evenement is het Oud
Limburgs Schuttersfeest, dat een massa toeschouwers en circa. 160 schutterijen uit Belgisch en
Nederlands Limburg naar de schietweiden lokt.
Traditionele
karabijnschutters schieten met een geweer van klein kaliber (5,66 mm) van ongeveer 5,5 kilogram. Het
wapen mag niet uitgerust zijn met lenzen, maar andere hulpmiddelen zoals een diopter (verstelbaar
kijkgaatje), een handvat en een schouderbeugel zijn wel toegelaten. De wapens worden aangekocht in
een wapenwinkel en zijn alleen te verkrijgen met een vergunning of een
sportschutterslicentie.
De schutters
schieten vanop een afstand van 50 meter op een blazoen (schietkaart) met concentrische cirkels. De
middelste kleine cirkel is goed voor 16 punten, die er net buiten 15, en dan 14, etc. De schietkaart
wordt na een schietbeurt, die bestaat uit 10 kampschoten, automatisch naar voor gebracht om de
resultaten af te lezen. Vroeger, toen de blazoenen nog niet automatisch naar voor werden gebracht,
wees een knaap de behaalde punten aan. Als een schutters in de roos had geschoten, zwaaide hij met
zijn klak, die gemaakt was van lappen. Vandaar een schot in de roos nog steeds een lap wordt
genoemd.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Klepschieten (Zand-Leemstreek, Limburg) (1/2)
Het klepschieten is
eigenlijk een variant van het buksschieten dat kort na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling is
gekomen. Bij het klepschieten mikken de schutters met een karabijn (kaliber 6 mm) naar de klep. De
schietstand bestaat uit een schietboom van 20 meter hoog en een aanlegpaal op 6 meter van de boom.
Het doel is een metalen plaat met ongeveer de vorm en grootte van twee euro muntstuk dat bovenaan de
schietboom is bevestigd op een scharnier.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten
vzw)
Klepschieten (Zand-Leemstreek, Limburg) (2/2)
De schutters leggen
bij het mikken hun geweer tegen de aanlegpaal en op één van drie pinnen die als steun kunnen dienen.
Als je de klep goed raakt, kantelt deze achterover. Met een optrekkoord wordt de klep opnieuw in de
beginstand gebracht. Sinds 1995 zijn de kleppen voorzien van kogelvangers, wat veiliger is en beter
voor het milieu. Een ploeg bestaat uit 6 schutters die elk 6 kogels afschieten. Enkel wie het
maximum van 36 haalt, plaatst zich voor de volgende ronde. Bij gelijke stand wordt gekaveld tot de
winnaar bekend is.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Staande wip (Nationaal) (1/3)
De handboog raakte bekend omwille
van zijn doeltreffendheid, gedemonstreerd door de kunde van Engelse longbow schutters tijdens de
oorlogsvoering in de 14de eeuw. Het belang van de boog als wapen nam af met de komst van het
vuurwapen. Sindsdien ontwikkelde het wipschieten zich als een recreatiesport.
Foto VlaS
(Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Staande wip (Nationaal) (2/3)
De staande wip is een ca. 28 meter
hoge ijzeren constructie met een reeks pinnen waarop de vogels worden vastgezet. Vogels zijn kleine
houten of plastieken blokjes waaraan kleurige pluimen zijn bevestigd. Voor de wedstrijd wordt aan
elke vogel een bepaalde waarde toegekend. De hoofdvogel staat helemaal bovenaan, op de twee bovenste
armen worden de twee zijvogels gezet. De kleine vogels worden verdeeld onder de drie onderste
dwarslatten. Elke schutter probeert door het neerschieten van de vogels zoveel mogelijk punten te
behalen.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele Sporten vzw)
Staande wip (Nationaal) (3/3)
Boogschieten op staande wip met de
traditionele handboog.
Foto Koninklijke Schuttersgilde Sint-Sebastiaan van
Sint-Pieters-Leeuw
Liggende wip (Nationaal) (1/2)
Tot de 19de eeuw schoot men enkel
op staande wip. Doordat verstokte schutters bij alle weeromstandigheden hun sport wilden beoefen,
werd de kop van de wip op een horizontaal staketsel geplaatst. Zo konden ze ook binnenshuis de boog
spannen. Handboogschieten op de liggende wip is een sport waarbij zowel de lichaamsbeheersing als
het geestelijk vermogen op de proef worden gesteld.
Foto VlaS (Vlaamse Traditionele
Sporten vzw)
Liggende wip (Nationaal) (2/2)
De wip is een horizontale metalen
constructie met een reeks pinnen waarop de vogels worden vastgezet. Net als bij de staande wip zijn
de vogels plastieken blokjes. De schutters nemen om de beurt op 17 meter (voor miniemen 12 meter)
van de wip en proberen door het afschieten van vogels, zoveel mogelijk punten te behalen.
De
voornaamste recreatiewedstrijd is de beschrijfschieting. Beschrijven betekent dat de waarde van de
geschoten vogel op voorhand wordt bepaald. Naargelang de te winnen prijzen spreekt van een
palingschieting, een prijsschieting (geldprijzen), een kalkoenschieting, een porseleinschieting,
etc. Ook de tijdsduur wordt op voorhand bepaald (meestal 4 uur).
De schuttersgilden beoefenen verschillende disciplines binnen de schietsport met verschillende wapens, projectielen, doelen en schietposities.
18de eeuwse pijlenkoker uit Brecht. De koker dient om op een tafel te plaatsen, niet om om te hangen, en bevatte pijlen voor een voetboog, een zware kruisboog.