De maaidorser
Maaidorser
Maaidorser Model 38 van Holt, 1929.

In de VS ontstond het idee om graan in één keer te maaien, te dorsen en te reinigen. De eerste voorlopers dateren reeds uit de jaren 1830, maar waren zeer zwaar en log. Er waren 40 paarden nodig om ze voort te trekken. Deze afbeelding toont een kleiner model van een HOLT maaidorser getrokken door vier paarden.

Maaidorser

Maaidorser Model 36 van Holt & Best, oprichters van Caterpillar, 1929.

Vanaf 1860 begon men met de industriële productie van maaidorsers. Eén van de pioniers was Holt. Door het gebrek aan arbeidskrachten tijdens de eerste wereldoorlog en de ontwikkeling van de verbrandingsmotor won de maaidorser aan populariteit. Dit zorgde ook voor een omwenteling in de landbouwfamilies zelf. Er waren minder loonwerkers nodig tijdens de oogst en scènes waarbij de boerinnen maaltijden bereidden op of brachten naar het veld verdwenen.
Maaidorser

Maaidorser naar voorbeeld van de pikbinder van het merk Gleaner, circa 1941.

Het merk ‘Gleaner’ werd vernoemd naar een schilderij van Jean François Millet. Het schilderij toont vrouwen die de oogstverliezen oprapen (to glean: bijeensprokkelen). De Baldwin Brothers produceerden een oogstmachine die andere merken overtrof met minder oogstverlies. De eerste modellen werden gebouwd naar het voorbeeld van de oude pikbinder. Het gewas werd dwars op de rijrichting naar de dorstrommel gevoerd, waarna het uitgedorste gewas 90 graden werd gebogen en in de lengte over de schudders naar buiten werd geleid. Doordat men beperkt was tot de breedte van de openbare weg stopte men vlug met deze constructiewijze en stapte men over naar de zogenaamde straight trought combines, waarbij alle activiteiten gebeuren met de rijrichting.
Maaidorser

Straight trough maaidorser, s.d.

Tal van andere verbeteringen werden doorgevoerd om de capaciteit en bediening te verbeteren. Zo stapte men af van een canvas voor de invoer naar een vijzel, waardoor de machine minder onderhoud nodig had en er een gelijkmatigere invoer was van graan. Hydraulische systemen maakten de bediening eenvoudiger en de inbouw van een graantank zorgde voor een verdere afname van het aantal benodigde arbeidskrachten.
Maaidorser

De slogan 'once over it's all over' werd ingevoerd tussen 1935 en 1945.
Maaidorser

Eerste maaidorsers in Europa van Amerikaanse makelij.

De eerste maaidorsers in Europa waren gebouwd door Amerikaanse firma's als Case en Massey-Harris. Deze machines hadden echter een beperktere oogstcapaciteit in Europa doordat de akkers in de VS dunner bezaaid waren en de maaihoogte veel hoger lag (tot 30-50 cm lange stoppels). In Europa werd dit stro immers gebruikt als stalbedekking en voer voor het vee, waar dit in Amerika veel minder nodig was.
Maaidorser

De eerste maaidorsers in Europa waren gebouwd door Amerikaanse firma’s, zoals Case, Mc-Cormick en Massey-Harris.

Amerikaanse modellen voldeden niet aan de eisen voor de Europese oogst, daarom werden er middelen vrijgemaakt om een Europese maaidorser te ontwikkelen. De Duitser August Claas, ondersteunt door professor Vormvelde, bracht in 1936 de ‘Mah-Dresch-Binder’ of MDB op de markt bracht. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een onderbreking, maar vanaf 1945 werden door diverse firma's maaidorsers gebouwd. Deze werden nog allen getrokken door een traktor, maar vanaf de jaren '50 kenden de zelfrijdende maaidorsers hun grote doorbraak.
Maaidorser
De Ransomes maaidorser uit 1953 werd onder licentie gebouwd in Ipswich naar een model van Bolinder-Munktell uit Zweden.

Een korte opsomming van de belangrijkste merken per land:
  • Duitsland: Bautz, Dechentreiter, Fahr, Fella Ködel & Bohm, Lanz
  • Zweden: Aktiv, Bolinder-Munktell
  • België: Claeys
  • Engeland: Ransomes

Maaidorser

Machine van de Belgische fabrikant Claeys, 1947.
Maaidorser

Zelfrijdende maaidorser in Europa van Claeys, 1952.

Kort na WOII begon men met de ontwikkeling van de zelfrijdende maaidorser. Hierdoor kon men de werkbreedte (de snijbladen) langer maken dan de machine zelf, waardoor een perceel sneller geoogst kon worden. In Europa werd de eerste zelfrijdende maaidorser op de markt gebracht door de Belgische firma Claeys in 1952.
Maaidorser

In 1960 lanceerde Dechentrecher de JD540S. Het maaibord van dit type kon toevouwen, zodat men minder rekening moest houden met de breedte van de openbare weg.
Maaidorser

Laverda bouwde in 1971 de M100 AL waarmee men ook op hellende percelen kon oogsten.
Maaidorser
Cross-Shaker van Deere, 1971.

Het conventionele dorssysteem kent één beperking: de schudders. Deze werden door de jaren heen steeds groter, tot de constructeurs botsten op de wettelijke limieten vastgelegd in de wegcode. Daarom ontwikkelde men diverse alternatieven. John Deere lanceerde vanaf 1972 de Cross-Shaker. Claas volgde een jaar later met zogenaamde intensiefschudders. Beide firma's maakten gebruik van bewegende tanden boven de schudders.
Maaidorser
Maaidorser van Deutz Fahr met turbo separator, 1987.

Andere constructeurs ontwikkelden andere technieken om de schudders te ontlasten:
  • 1974: Sperry-New Holland, S1540-S1550, Centrifugale afscheider
  • 1987: Deutz Fahr, M36 Turbo, separator
  • 1991: Massey Ferugson, 36 RS 40 RS, Rotary separator
  • s.d.: Fiat-Agri, MCS types
  • s.d.: Case-IH, CT types, Cross flow
  • s.d.: New Holland, CX-CSX serie, Cross flow

Maaidorser
Massey Ferugson met Rotary cilinder uit 1991.

Nog vermeldenswaardig zijn de maaidorsers met roterende rotors in plaats van schudders, die de korrels centrifugaal scheiden. Deze werd ontwikkeld in de VS. Het gewas wordt via een opvoerketting spiraalgewijs tussen een draaiende rotor en een vaststaande cilinder-korf gevoerd. Om plaats te besparen is de rotor in de lengte van de machine gemonteerd. De rotor vormt zo het hart van de machine en bestaat uit drie delen:
  1. Het voorste gedeelte is uitgerust met schroefbladen die het gewas de machine intrekken.
  2. In het midden zijn de dorslatten gemonteerd die zorgen voor het eigenlijke dorsen.
  3. Het achterste gedeelte zorgt voor de scheiding tussen het graan en het gedorste gewas.

Maaidorser
Deutz Allis Gleaner met rotor uit 1978.
Maaidorser
Binnenkant van de Deutz Allis Gleaner met rotor uit 1978.
Maaidorser
De Claas Lexion 600 uit 2006, waar het comfort in de cabine extra aandacht krijgt.

Door de intensivering van de landbouw werd de vraag naar maaidorsers met een hogere capaciteit groter. De constructeurs beantwoorden aan deze vraag door sterkere motoren, bredere maaiborden en grotere graantanks te monteren. Ook zorgde men voor een verbeterde uitrusting door onder andere airco, geluidsisolatie en bewaking- en regelfuncties voor de diverse componenten van de maaidorser. Ten slotte heeft ook de GPS zijn intrede gedaan waardoor men zelfs per hectare de opbrengst kan berekenen.
Maaidorser
Hedendaagse maaidorser met opbrengstberekening via GPS.

Een samenvattende tabel van de evolutie:
  • Jaren 1950: 1,8 à 4 snijbreedte (meter), 25-60 Motorvermogen (PK), optioneel 1500 Graantank (liter), geen cabine, een halve hectare per uur (capaciteit)
  • Jaren 2010: 6 à 12,5 snijbreedte (meter), 300-650 Motorvermogen (PK), 9000-14500 Graantank (liter), standaard cabine, 5 à 10 hectare per uur (capaciteit)

einde